- Albanië / Albania
- Oostenrijk / Österreich
- Bosnië en Herzegovina / Босна и Херцеговина
- Bulgarije / България
- Kroatië / Hrvatska
- Tsjechië & Slowakije / Česká republika & Slovensko
- Finland / Suomi
- Frankrijk / France
- Duitsland / Deutschland
- Griekenland / ΕΛΛΑΔΑ
- Italië / Italia
- Nederland / Nederland
- Noords / Nordic
- Polen / Polska
- Portugal / Portugal
- Roemenië & Moldavië / România & Moldova
- Slovenië / Slovenija
- Servië & Montenegro / Србија и Црна Гора
- Spanje / España
- Zwitserland / Schweiz
- Turkije / Türkiye
- Verenigd Koninkrijk & Ierland / UK & Ireland
In 1967 begon prof. dr. Tomas Albrektsson samen te werken met Per-Ingvar Brånemark om de osseointegratie van orale, craniofaciale en orthopedische implantaten verder te ontwikkelen. Sindsdien heeft Albrektsson verschillende papers over osseointegratie gepubliceerd en een significante bijdrage geleverd aan het begrip van de onderliggende biologische mechanismen en aan de ontwikkeling van implantologie in de tandheelkunde. Op het recente congres van de European Association for Osseointegration (EAO) in Parijs heeft Albrektsson de meest recente inzichten over succesvolle osseointegratie en peri-implantair marginaal botverlies gepresenteerd. Dental Tribune Online had de kans om deze onderwerpen met hem te bespreken.
Meer dan vijftig jaar geleden ontdekte Per-Ingvar Brånemark het proces van osseointegratie, wat de basis zou vormen voor tandheelkundige implantologie. Sindsdien is het concept geaccepteerd en is veel onderzoek gedaan naar osseointegratie en het onderliggende mechanisme. Wat zijn de laatste inzichten op dit gebied?
Gedurende de eerste decennia werd osseointegratie gezien als een natuurlijke weefselreactie op implantaten van commercieel puur titanium. De opname van deze implantaten in het bot werd geïnterpreteerd als een simpel fenomeen van wondgenezing. Deze verklaring is echter door verder onderzoek weerlegd. Tegenwoordig zien we osseointegratie als een vreemdlichaamsreactie om het lichaam te beschermen tegen iets wat potentieel schadelijk is, zoals titanium of keramische implantaten.
U benadrukt in uw onderzoek dat het begrijpen van de biologische basis van osseointegratie en de rol die botbiologie en immunologische aspecten spelen, belangrijk is om de uitkomst van de implantaatbehandeling te verbeteren. Hoe ver is het onderzoek op dit gebied gevorderd, en wat valt er nog te leren?
Er is absoluut meer onderzoek nodig. Dat neemt niet weg dat veel wetenschappelijke papers die de inductie van een vreemdlichaamsreactie in de vorm van peri-implantair geplaatste ligaturen hebben onderzocht, gegevens hebben gepresenteerd over de kwaadaardige combinatie van twee vreemde lichamen – het implantaat en de ligatuur. In klinische studies werd een andere dergelijke combinatie van vreemde lichamen waargenomen, namelijk wanneer cementdeeltjes per ongeluk in aanraking komen met het zachte weefsel rondom het implantaat. Je zou kunnen zeggen dat een succesvol geplaatst implantaat in een delicate toestand van evenwicht verkeert, beschreven als een vreemdlichaamsevenwicht. Als een ander vreemd lichaam of bepaalde kenmerken van de patiënt, zoals roken, genen of medicijngebruik (zoals antidepressiva) aanwezig zijn, kan het evenwicht verstoord worden en botresorptie ontstaan. Bovendien kunnen factoren zoals slijtage, buitensporige kracht of gebroken componenten de situatie verergeren en leiden tot osteolytische reacties als gevolg van de activatie van het immuunsysteem.
Nog steeds is het onderwerp van discussie of peri-implantitis moet worden aangemerkt als een ziekte of als een complicatie van het plaatsen van een vreemd lichaam in de mondholte. Hoe kijkt u hier tegenaan?
Naar mijn mening is peri-implantitis een kunstmatige ziekte, gebaseerd op een onterecht aangenomen gelijkenis tussen tanden en implantaten. Bot rondom implantaten kan verloren gaan door een aseptische reactie; macrofagen zullen het delicate evenwicht tussen de botvormende osteoblasten en de botresorberende osteoclasten beïnvloeden, ten gunste van laatstgenoemde. Osteoblasten en osteoclasten zijn botcellen, alsook cellen die behoren tot het immuunsysteem.
Er bestaan ook problematische implantaten die interfaciaal bot verliezen – hoewel in veel kleinere aantallen dan in het verleden werd aangenomen. Op voorwaarde dat de behandelend artsen goed zijn opgeleid en gebruik maken van de juiste gedocumenteerde implantaatsystemen, kan de werkelijke incidentie van peri-implantair marginaal botverlies in de buurt liggen van 1-2 procent van alle geplaatste implantaten wanneer ze voor tien jaar of langer opgevolgd worden. Daarom is het niet verwonderlijk dat meer dan 95 procent van de vermeende geïnfecteerde implantaten in een recent onderzoek gemiddeld negen jaar overleefden en dat meer dan 90 procent van de vermeende geïnfecteerde implantaten geen verder marginaal botverlies lieten zien, maar in een stabiele toestand bleven ten aanzien van verdere botresorptie.
Hoe kunnen de nieuwste ontwikkelingen in botbiologie en osseointegratie implantologen helpen in hun klinische praktijk, in het bijzonder bij de behandeling van peri-implantair botverlies?
Op dit moment hebben we geen effectief middel om alle gevallen van peri-implantair marginaal botverlies te behandelen. Zelfs als immunologische problemen, in combinatie met verschillende ongunstige factoren, verantwoordelijk zijn voor marginaal botverlies, kunnen bacteriën de situatie later alsnog verergeren. Daarom moeten antibiotica worden gebruikt. We weten niet welke rol bacteriën spelen in deze context. Vertegenwoordigen ze slechts een secundaire opportunistische kolonisatie? Activeren ze botresorberende cellen, vergelijkbaar met degenen die eerder actief waren tijdens aseptische loslating? Zorgen ze, samen met biofilms, voor verdere inductie van een vreemdlichaamsreactie, resulterend in verder botverlies?
Tandartsen moeten proactief op zoek naar antwoorden op de vraag waarom bot verloren gaat. Zouden cementdeeltjes het probleem hebben veroorzaakt? Zijn implantaatcomponenten gebroken? In veel gevallen hebben eerdere onjuiste rapporten geleid tot overbehandeling. Soms kan het al voldoende zijn om de implantaten vooral voorzichtig op te volgen met frequente controleafspraken om te bepalen of de aandoening daadwerkelijk zal verergeren of dat er een nieuwe stabiele toestand ontstaat, zonder verder botverlies.
ma. 18 september 2023
6:00 (CET) Amsterdam
di. 19 september 2023
7:00 (CET) Amsterdam
wo. 20 september 2023
1:00 (CET) Amsterdam
wo. 20 september 2023
6:00 (CET) Amsterdam
do. 21 september 2023
2:00 (CET) Amsterdam
do. 21 september 2023
6:00 (CET) Amsterdam
vr. 22 september 2023
4:00 (CET) Amsterdam