- Austria / Österreich
- Bosnia and Herzegovina / Босна и Херцеговина
- Bulgaria / България
- Croatia / Hrvatska
- Czech Republic & Slovakia / Česká republika & Slovensko
- Finland / Suomi
- France / France
- Germany / Deutschland
- Greece / ΕΛΛΑΔΑ
- Italy / Italia
- Netherlands / Nederland
- Nordic / Nordic
- Poland / Polska
- Portugal / Portugal
- Romania & Moldova / România & Moldova
- Russia / Россия
- Slovenia / Slovenija
- Serbia & Montenegro / Србија и Црна Гора
- Spain / España
- Switzerland / Schweiz
- Turkey / Türkiye
- UK & Ireland / UK & Ireland
Veertig jaar geleden werkten ze al in dezelfde instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Jan Elhorst kwam net uit de collegebanken en Henk Algra ging tijdens zijn studie alvast praktijkervaring opdoen. Nu, jaren later, werken ze samen om mondzorg aan patiënten met een verstandelijke beperking en/of autisme te verbeteren. Algra werkt voor de Stichting Bijzondere Tandheelkunde op ACTA, Elhorst is gepensioneerd maar onder meer nog nauw betrokken bij de werkgroep Autismevriendelijke Mondzorg. Dental Tribune sprak Elhorst en Algra over de uitdaging van een autistische patiënt in de praktijk, het visualiseren van behandelingen en het vermijden van narcose of dwang. “Niet elke autistische patiënt hoeft naar het CBT.”
Waarom is een tandartsbezoek lastig voor iemand met autisme?
Henk Algra: Mensen met autisme of een autismespectrumstoornis hebben vaak moeite om overzicht te krijgen. Wij weten dat het er elke keer ongeveer hetzelfde aan toegaat bij de tandarts: vanuit de wachtkamer naar de behandelkamer, in de stoel zitten, een controle krijgen, en weer naar huis. Maar iemand met autisme heeft moeite dat grotere geheel te zien, en kan al ontregeld raken als de stoel van de tandarts een andere kleur heeft. De drempel voor het tandartsbezoek hoeft dus niet eens de tandheelkunde zelf te zijn, maar kan in veel randzaken liggen.
Jan Elhorst: Een patiënt met autisme komt misschien niet eens over de drempel van de behandelkamer. Of hij komt langs de muur binnenlopen en blijft daar, of gaat op de grond liggen schreeuwen. Wat moet je als tandarts? Wij als tandartsen zijn ‘vastgeroest’ in het willen behandelen, dat gaatje willen vullen. Maar zie eerst dat kind maar in een stoel te krijgen. Daarom wordt bij een Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde (CBT) soms eerst elke maand of zes weken een afspraak gemaakt, zodat de patiënt vertrouwd kan raken met het fenomeen ‘tandarts’ en de omgeving van behandelkamer en praktijk.
Geduld, tijd, extra ‘wenafspraken’, een gedragsdeskundige: kan de patiënt met autisme überhaupt terecht bij de algemeen practicus?
JE: Een groot deel van de mensen met autisme kan gewoon naar de algemene tandartspraktijk. Autisme bestaat immers in verschillende gradaties. Ook geldt vaak dat hoe ouder een patiënt is, hoe beter hij met zijn stoornis om kan gaan en hoe ‘gemakkelijker’ hij bij de tandarts terecht kan.
HA: Veel volwassen mensen met autisme kennen geen problemen met ‘functioneel’ contact. Als ze van jongs af aan geleerd hebben: zo gaat het bij de tandarts, dan gaat het meestal goed. Sterker nog: dan hoef je helemaal niet te merken dat iemand autisme heeft. Doorverwijzen naar het CBT hoeft alleen als je er in de algemene praktijk niet uitkomt.
Heeft de gemiddelde tandarts voldoende kennis om een patiënt met autisme te kunnen helpen?
JE: De nieuwe generatie gespecialiseerde tandartsen-pedodontologen en tandartsen-gehandicaptenzorg wordt zeker opgeleid om kinderen met autisme en/of verstandelijke beperking te kunnen behandelen. De algemeen practicus is er, vers uit de opleiding, niet volledig voor toegerust. In ieder geval niet voor patiënten bij wie de mondzorg complex is.
HA: Er is wel interesse van algemeen practici. De nieuwsgierigheid wordt gewekt doordat ze zich bij een autistische patiënt afvragen: hoe kan het dat mijn patiënt zo reageert? En hoe ga ik daarmee om? Als je affiniteit met deze patiëntengroep hebt, kun je je in de aanpak verder bekwamen. De algemeen practicus moet zich realiseren: ik hoef niet iedere patiënt te kunnen helpen, en dat ik deze patiënt niet kan helpen maakt mij niet een slechte tandarts.
JE: Als je geen affiniteit hebt met deze patiëntengroep, en geen expertise, adviseer ik de patiënt zo snel mogelijk door te sturen naar het CBT of een kindertandartspraktijk. Want de patiënt verandert niet, de tandarts moet zich aanpassen. Zonder affiniteit kun je die verandering niet maken en je aanpak niet wezenlijk veranderen.
Welke stappen moet een tandarts nemen om een jonge patiënt met autisme goed te kunnen behandelen?
JE: De diagnostiek is heel belangrijk. Niet van de stoornis, maar van de klacht: waar heeft de patiënt last van? Maak eerst een afspraak met de ouders, zonder het kind, zodat zij kunnen vertellen waar het kind last van heeft en wat aandachtspunten zijn voor en tijdens het bezoek. Kan het kind bijvoorbeeld moeilijk tegen (harde) geluiden, wat bij een tandarts problematisch is, kun je oordoppen regelen of muziek? Zijn felle lichten een probleem, dan kun je daar rekening mee houden. Ook kun je een eerste bezoek van het kind voorbereiden, bijvoorbeeld door foto’s te maken van het gebouw, de wachtkamer, de tandarts, etc.
HA: Pas bij het tweede bezoek komt het kind mee, maar hoeft hij niet meteen in de stoel te zitten als dat nog te spannend is. Misschien komt hij niet eens de auto uit, of durft hij wel de kamer in, maar niet in de stoel. Waar het ons om gaat, is dat het kind op een gegeven moment zelf in de stoel durft te gaan zitten. Wij hebben hier een jongen die eerst veel rondjes liep door de behandelkamer. Langzaam kwam hij dichter bij de stoel. Tot hij naast de tandarts ging staan en af en toe opzij keek. Op dat moment constateerde ik dat hij zich veilig voelde, en kon de tandarts vragen of hij in de stoel wilde zitten. Pas dus het tempo aan het kind aan. Het uiteindelijke doel is een veilige stoel.
Wat helaas regelmatig gebeurt, is dat het kind wordt opgepakt en in de stoel gezet, of de deur wordt op slot gedraaid zodat het kind niet weg kan. Dat gebeurt vanuit een positieve gedachte, namelijk ons idee dat het ‘met even doorzetten sneller voorbij is’. Maar daarmee maak je het kind eerder meer overstuur. We richten ons bij de Stichting Bijzondere Tandheelkunde (SBT) op het behandelen zonder dwang, dus dat de patiënt uit zichzelf gaat zitten. Daarbij dienen ook de ouders terughoudend te zijn, hoewel zij uit schaamte vaak geneigd zijn hun kind zelf in de stoel te zetten. Behalve dat dit traumatisch kan zijn, is het ook maar een tijdelijke oplossing: het lukt nog bij een klein kind, maar als hij straks twintig is, heb je drie man nodig. Dus als we het nú veilig en zonder dwang aanleren, lukt dat later vaak ook.
Zijn er meer manieren waarop de tandarts een gevoel van veiligheid kan helpen ontstaan, of moet het geheel vanuit het kind zelf komen?
HA: Je moet zorgen dat er contact ontstaat. Vanuit de Werkgroep Autismevriendelijke Mondzorg geven we als richtlijn: contact maken – contact houden – contact herstellen. Naast het gunnen van voldoende tijd is joinen een manier om contact te creëren. Hierbij ga je meedoen aan een activiteit die de persoon met autisme uitvoert, zodat er vertrouwen ontstaat. Een voorbeeld is het kind dat gek is op water en daarom de kraan van de unit opendraait. Dan is joinen dat ook de tandarts zijn handen onder de kraan steekt, zodat je samen met die kraan bezig bent. Een ander mooi voorbeeld is tellen, wat veel kinderen met autisme leuk vinden. Dan kun je samen tanden gaan tellen: “Hoeveel tanden heb jij? En papa?” Op deze manier kregen we laatst toch een jongetje in de stoel.
JE: Ik gaf mijn kinderpatiënten vaak eerst een voet in plaats van een hand. Daar moeten ze over nadenken en daardoor denken ze niet aan de angst of stress. Je moet een beetje buiten de box denken.
Als het contact er is, hoe leg je vervolgens de behandeling uit?
HA: Allereerst moet je de behandeling visualiseren. Tandartsen – en wij mensen in het algemeen – zijn geneigd veel met woorden uit te leggen, terwijl voor mensen met autisme beeld beter werkt. Op de website van het SBT staan fotoseries van praktisch alle behandelingen die de tandarts hiervoor kan gebruiken, wat steeds vaker gedaan wordt.
De fotoseries leverden in eerste instantie een probleem op: we hadden wel foto’s van hoe iemand binnenkomt bij de tandarts, maar niet hoe hij weggaat. Sommige patiënten werden daar heel angstig van, zij dachten dat je nooit meer wegging! Dit is een voorbeeld van hoe letterlijk iemand met autisme met informatie omgaat. Ze denken zó logisch, dat wij het niet kunnen verzinnen!
JE: Verder is het bij het geven van uitleg goed om de ‘Geef me de vijf’-methode te gebruiken. Hierbij bied je de informatie gestructureerd aan als antwoord op de vijf vragen Wat, Wanneer, Waar, Wie en Hoe. Bij een tandartsbehandeling komt daar nog de vraag ‘Tot wanneer’ bij: de duur van de behandeling en de verschillende handelingen binnen een ingreep. Dat doe je ook tijdens de behandeling, door steeds te tellen en dan weer te stoppen. Zo maak je een lange behandeling behapbaar.
HA: Het is belangrijk dat je eindigt met iets positiefs. We zijn geneigd de moeilijkheidsgraad steeds iets op te voeren en te stoppen als het niet meer gaat. Iemand met autisme onthoudt vaak het laatste, en onthoudt daardoor een tandartsbezoek als negatief. Eindig daarom met iets wat de patiënt goed kan. Dat kan iets heel kleins zijn, bijvoorbeeld nog een keer de tanden tellen, of op het knopje drukken om de stoel omlaag te doen. Of overleg met de ouders over een ‘beloning’: bellenblazen, een complimentje geven of, zoals één van Jans patiëntjes, even bij de vlaggenmast gaan staan.
Al met al is de mondzorg voor patiënten met autisme geen licht karwei…
JE: Het blijft altijd spannend: lukt het wel of niet met deze patiënt vandaag? Op een goede dag kun je zo vijf patiënten helpen, op een slechte dag lukt het maar bij één.
HA: Wil je het volhouden, blijf dan altijd nieuwsgierig naar je patiënten. Je moet in het hoofd van iemand met autisme kruipen, en proberen de wereld te zien zoals hij. Ik verwonder me af en toe nog, hoe kan het dat mijn patiënt dit zo bedacht heeft? Het kan een zware dobber op je trekken, deze zorg, maar die verwondering houdt het leuk!
Dit artikel is een verkorte weergave van het interview met Jan Elhorst en Henk Algra in de augustus-editie van Dental Tribune Netherlands Edition. Deze verschijnt op 19 augustus 2016.